Als werknemer heeft u vanaf een dienstverband van minimaal 2 jaar aanspraak op een transitievergoeding bij ontslag op grond van bijvoorbeeld bedrijfseconomische redenen.
Wat is nu de achterliggende gedachte van de transitievergoeding? De achterliggende gedachte van de transitievergoeding vormt enerzijds het bieden van een financiële compensatie voor het baanverlies en anderzijds om de transitie van werk naar werk te vergemakkelijken.

De wet plaatst daarbij wel de kanttekening dat het ontslag niet het gevolg mag zijn van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer, dan wel de werknemer als gevolg van het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd ontslag krijgt aangezegd. Maar hoe zit het met de werknemer die kort voorafgaand aan het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd wordt ontslagen?
De Hoge Raad heeft daar op 5 oktober jl. antwoord op gegeven. Het ging daarbij om de werknemer die na een (langdurige) periode van arbeidsongeschiktheid een uitkering kreeg toegekend op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). De werkgever heeft – nu er geen opzegverbod wegens arbeidsongeschiktheid (meer) gold – het UWV verzocht om een ontslagvergunning te verlenen, welk verzoek door het UWV werd toegekend. Dit leidt ertoe dat de werkgever op 31 mei 2016 de arbeidsovereenkomst opzegt met de werknemer per 23 augustus 2016.
De werknemer heeft vervolgens bij de kantonrechter verzocht om aan hem een transitievergoeding ter hoogte van € 73.541,42 (bruto) toe te kennen, maar de kantonrechter gaat hier niet (volledig) in mee. Naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid zou het onaanvaardbaar zijn indien de werkgever aan de werknemer in deze specifieke situatie de volledige transitievergoeding dient uit te keren. De kantonrechter overweegt daarbij onder meer dat de werknemer een uitkering heeft, alsmede op 30 april 2018 de AOW-gerechtigde leeftijd zou bereiken. De kantonrechter kent uiteindelijk aan de werknemer een vergoeding ter hoogte van € 25.000,- toe, nu er wel sprake was van enige inkomstenderving.
Daar is de werknemer niet van gediend en gaat in hoger beroep bij het hof. En met succes. Het hof wijst arrest en de uitspraak van de kantonrechter wordt vernietigd, waarbij aan de werknemer de volledig verzochte vergoeding ter hoogte van € 73.514,42 (bruto) wordt toegekend. Het hof overweegt daarbij onder andere dat het gegeven dat de werknemer een WIA-uitkering ontvangt geen aanleiding kan vormen om (automatisch) een lagere transitievergoeding toe te kennen. Daarbij is de situatie van de (oudere) werknemer niet gelijk aan een zogenoemd ontslag wegens het bereiken van de AOW-leeftijd.
Daar is de werkgever het vervolgens niet mee eens en beproeft haar geluk bij de Hoge Raad. Naar het standpunt van de werkgever, hanteert het hof een te beperkt toepassingsbereik van de redelijkheid en billijkheid. Dit mocht de werkgever echter niet baten, want de Hoge Raad bekrachtigt het arrest van het hof. De wetgever heeft bij de totstandkoming van de regeling ten aanzien van de transitievergoeding kennis gehad van het feit dat een werknemer die kort voor AOW-gerechtigde leeftijd wordt ontslagen, recht heeft op een transitievergoeding die mogelijk hoger is dan het loon dat hij zou hebben ontvangen wanneer hij gewoon in dienst zou zijn gebleven tot aan AOW-datum. De wetgever heeft daar geen regeling voor getroffen, hetgeen dan ook klaarblijkelijk niet gewenst was.
Wilt u meer weten over uw specifieke situatie? Laat u zich dan vrijblijvend adviseren door één van onze arbeidsrechtspecialisten.